Ook voor Good Cricket is een positieve grondhouding van groot belang. Gastschrijver Kees van Nieuwkerk legt het ons doorleefd en gepassioneerd uit.
[door Kees van Nieuwkerk] - Buiten begint de wind een onheilspellend thema te fluiten. Regendruppels slaan steeds ritmischer tegen de ramen van het clubhuis. De aanvoerder van het eerste is al dagen in klaagzang over de weersvoorspellingen. En de vertrekkende groundsman, van wie ik de kennis en straks het stokje mag overnemen, probeert mij nogmaals duidelijk te maken dat dit alles dus NIET de opmaat is naar een zomerhit die straks op alle radio’s wordt grijsgedraaid.
Het is mijn eerste keer regen voor de wedstrijd en ik vind het alleen maar leuk. Vol trots kijk ik naar buiten, naar het mooiste cricketveld van Nederland, waar we deze middag de square zo goed hebben ingepakt dat Christo er een puntje aan zou kunnen zuigen. Prikkers, haringen en autobanden houden de grote witte zeilen op hun plek en zullen zorgen dat er morgen gewoon op het hoogste niveau gespeeld kan worden. Ik zie niet in wat er mis zou kunnen gaan.
Onder de verrijdbare covers ligt een prachtige pitch te wachten. Pitch nummer vier. Ik had dat strookje gras al ruim een maand geleden als ‘very good’ gemarkeerd en vijftien dagen terug zijn we voorzichtig met het bewerken begonnen. De miezer die toen viel was welkom en ging ons helpen bij het compact rollen van de klei. Elke ochtend en avond zaten we minstens een half uur op de wals. De geschrokken sprietjes die dapper bleven groeien maaiden we telkens iets korter, van twaalf millimeter terug naar wedstrijdlengte. Twintig strakke lijnen van verschillende afmeting maakten de keiharde grasmat uiteindelijk af. En vlak voor het inpakken, toen even niemand keek, sprak ik pitch nummer vier nog snel liefdevol toe. Succes morgen.
Piep-piep! Alarm van het KNMI. Op mijn telefoon zie ik dat het ergste nog moet komen: zware onweersbuien rollen onze kant op, in de ene weer-app nog donkerder gekleurd dan in de andere. Op de NOS-site lees ik dat er in het zuiden sprake is van ‘valwind’, iets wat hele bossen kan ontwortelen. Ik leg mijn telefoon weg en staar nu toch wat huiverig naar buiten. Wat als er toch ergens een beetje water onder het zeil stroomt? De umpires zullen alleen maar oog hebben voor de modderboel en het veld afkeuren. En niemand zou zien hoe stoer de wide lines zijn die we voor het eerst volgens de internationale richtlijnen blauw hebben geverfd.
Ik schiet de deur uit en krom als de boom in het outfield loop ik tegen de wind in naar ons bescheiden machinepark. Mijn hart zit in mijn keel. Eerst rol ik wat klein grut naar het midden van het veld; een oude lijnentrekker en de lichte handroller, al snel gevolgd door de medium handroller en uiteindelijk ook de kleine tractor met vorklift. Zou dit genoeg gewicht zijn? Ik hoor het zeil klapperen en mijn laarzen vullen zich langzaam met water. Dan denk ik aan onze drie kooimaaiers die net vlijmscherp zijn teruggekomen van een beurt. Nee, die apparaten heb ik geadopteerd als mijn eigen kinderen en wil ik voor geen goud in de regen zien staan. Dus wend ik mij tot de cricketgoden, die mij laatst zo goed gezind waren toen ik op een zonnige dag meer dan zeventig runs mocht maken. Zou ik daarmee al mijn geluk hebben verspeeld?
Dan valt mijn blik op de zware wals, een apparaat zo antiek, dat ik vermoed dat de Duitsers er ooit mee ons land zijn binnengerold. Als ik dat gevaarte op het zeil rijd, blijft het zeker liggen. Maar als het daar de hele nacht blijft staan krijgen we ook deuken in de square. Een flits aan de hemel wordt snel gevolgd door krakend gedonder. Ik zwengel het 1,8 ton zware gevaarte aan. Het normaal oorverdovende gepruttel van de motor komt nu niet eens uit boven het lawaai van harde hagelstenen op het metaal. Tergend langzaam beuk ik door een oceaan van nattigheid, over de boundary naar het donkere midden van het veld. Straks is het te laat!
Een schim duikt op en verspert mij de weg. Het is de vertrekkende groundsman met een serieuze zuidwester op zijn hoofd. Hij springt naast mij op de grote roller en neemt het roer over. We maken rechtsomkeert, terug over het touw richting clubhuis. Eenmaal onder het afdak slaat hij vaderlijk een arm om mijn schouder: we hebben er alles aan gedaan.