De voorzitter is heel belangrijk. Zonder voorzitter geen vereniging, zonder vereniging geen voorzitter. Ik heb dat altijd een interessante wederzijdse afhankelijkheid gevonden: die tussen de functionaris en de vereniging, tussen persoon en functie, ja eigenlijk tussen individu en collectief. Een soort van kip-ei situatie.
Voor mij is natuurlijk Max de Bruin sr de archetypische voorzitter. Max ken ik in de eerste plaats als voorzitter, en later pas als persoon. Al zijn opvolgers bij de club kende ik uiteraard allang, en meestal heel goed ook. Zij werden voorzitter, Max was het al, en dat is een belangrijk verschil.
Max de Bruin sr, hier in 1979 bij een van de hoogtepunten uit zijn imposante loopbaan als voorzitter (een overwinning op de Grote Haagsche, met nog 18 overs te gaan), was toen hij nog Max de Bruin jr was, de zoon van Max de Bruin sr. Daarna natuurlijk ook, maar toen werd hij Max de Bruin sr en juist de vader van Max de Bruin jr, een persoonsverwisseling die dit verhaal toch ook weer een hele nieuwe dimensie geeft. Maar die Max de Bruin sr dus, die eerste (hoewel er daarvóór wellicht nog eerdere zijn geweest die we hier maar even buiten beschouwing laten), die eerste dus, wist in de jaren 30 een schisma tussen ACC en AFC gelukkig te voorkomen, in lijn met de statutaire doelstelling van onze vereniging om in de zomer de onderlinge band tussen de AFC-ers te versterken door middel van cricket. Was hij daar niet in geslaagd, dan was een statutenwijziging haast onvermijdelijk geweest.
Wie ook in de eerste plaats voorzitter was en daarna pas persoon, was de verre voorganger van Max, Henk Kappelhoff. Toen ik lid werd van ACC was hij functioneel weliswaar geen voorzitter meer, maar in alle andere opzichten nog wel. En Erelid was hij ook, al sinds 1948. Van mijn broer Jan heb ik inmiddels begrepen dat het niet de bedoeling was om hem bij de voornaam aan te spreken, wat ik gelukkig ook nooit geprobeerd heb. Tenzij je natuurlijk zelf deel uit maakte van het bestuur. Dan werd de jenever uit het vriesvak tevoorschijn getoverd, waar hij bewaard werd omdat hij dan zo lekker stroperig werd, en mocht je Henk zeggen. Zo ging dat toen.
Hoewel voorzitters doorgaans vooral sigaren roken, treffen we Henk Kapelhoff, hier vereeuwigd op een contemplatief moment omstreeks 1946, aan met een sigaret in de gesoigneerde linkerhand. Een van zijn grootste zorgen in die tijd was hoe het veld aan den Zuidelijken Wandelweg, dat na den somberen winter 1944/45 voor cricket ongeschikt werd bevonden, weer behoorlijk bespeelbaar kon worden gemaakt. Hij is daar wonderwel in geslaagd, en kreeg ruim twintig jaar later ook den bouw van het moderne clubhuis op sportpark Goed Genoeg aan den De Boelelaan gefinancierd (inmiddels gesloopt en vervangen door een stijlvol nieuw clubgebouw). Henk bedacht een financieringsconstructie met als bijkomend voordeel dat jonge mannen als Daan Kappelhoff in de jaren 60 levenslang lid werden gemaakt van onze vereniging. Een ongeëvenaard staaltje van ledenbinding waar wij ruim een halve eeuw later nog de vruchten van plukken.
Kappelhoff werd voorzitter in 1941. Hij was bereid onder moeilijke omstandigheden Fred Sabelson op te volgen, die van de bezetter geen lid meer mocht zijn van de vereniging, en zelfs van elke sportbeoefening werd uitgesloten. Zo staat vrij klinisch beschreven in het Jubileumboek ACC 25 jaar, verschenen in 1946. Daar lezen we ook dat de mannen in die jaren gelukkig in staat bleken om de cricketcompetitie (weliswaar in noodverband) voort te zetten, maar dat het damescricket stil kwam te liggen, omdat de dames wel iets beters te doen hadden dan aan cricket te denken. Ja, dat snap ik wel.
In 1946 werd mr A. Sabelson weer met open armen ontvangen en direct benoemd tot erelid. Een terugkeer in het bestuur zat er voor hem echter niet meer in.
In een ander jubileumboek, over 75 jaar Nederlandse Cricket Bond (de K van Koninklijke was nog niet vergeven), lees ik toevallig dat Kappelhoff enkele jaren op het hoogste niveau in Nederland heeft gecricket. Hij scoorde in 10 innings 23 runs met een topscore van 13, en bleef twee keer not out. Hij had 3 vangen achter zijn naam, maar bowlen deed hij niet. "Hij was ook meer een bestuurder" zei mijn vader, toen ik hem van deze gegevens op de hoogte stelde.
Van Henk Kappelhoff herinner ik me dat hij zich ook op hoge leeftijd niet te goed voelde om de jeugd te rijden naar verre uitwedstrijden. Hij deed alles voor de club. In zijn zwarte Mercedes bracht hij ons helemaal naar Deventer, waar de velden van UD lagen, Utile Dulci, in die tijd ook nog niet Koninklijk maar wel al de club waar men het nuttige met het aangename probeerde te verenigen. De oude Kappelhoff reed precies 100, dat was toen de maximum snelheid op de Nederlandse snelwegen. Telkens als wij werden ingehaald, wat regelmatig gebeurde, claxonneerde hij de passerende auto bestraffend toe, en dat hield hij de hele reis vol. Die man gaat te hard, was zijn uitleg aan ons. Natuurlijk spraken wij meneer Kappelhoff niet tegen. Er zijn grenzen.
Het karakteristieke clubhuis van AFC op sportpark Goed Genoeg is in 2021 na ruim 50 jaar trouwe dienst gesloopt. Ook spelers en leiders werd tijdens de sloop de toegang tot de kleedruimtes ontzegd.