[door Roelof Balk] - Een van de meest ondergewaardeerde aspecten van cricket is ongetwijfeld de regenonderbreking. Niemand zit er op te wachten, maar een seizoen zonder een half verregende wedstrijd is eigenlijk niet compleet. Dat heeft vooral te maken met de bijbehorende emoties van teleurstelling, hoop, twijfel, boosheid en uiteindelijk acceptatie. Diep menselijke emoties op het cricketveld.
Het begint al met dat ongemakkelijke gevoel als je aankomt op de plaats van handeling, onder duidelijk slechte weersomstandigheden.
Omdat het zo afgesproken is, kom je toch op tijd, nou ja: ongeveer dan, en heb je al je spullen meegenomen. Maar het heilig vuur is bij de meesten nog ver te zoeken. Behalve misschien bij die ene onverbeterlijke optimist die je in elk team wel tegenkomt. Waar ben ik eigenlijk mee bezig vraag je je af, een gevoel van overbodigheid overvalt je, maar gelukkig, je bent tenminste niet de enige en wie weet klaart het nog op vandaag. Het clubhuis zit meteen al vol natuurlijk, want niemand blijft buiten staan in die nattigheid. In coronatijd, waarin het clubhuis überhaupt een no go area is, is een volle tent sowieso bijna niet meer voor te stellen. Maar ook in een normaal seizoen speelt het cricketgebeuren zich vooral buiten af en is een full house met alle spelers en aanhang ongebruikelijk. Behalve dus als het regent.
Als de wedstrijd dan toch wordt aangevangen en het optimisme voorlopig heeft gezegevierd, begint het na een overtje of wat alsnog te regenen. Eerst een klein beetje, dat waait nog wel over denk je, maar na verloop van tijd is er geen houden meer aan. We stoppen er even mee, en sommigen rennen al in een bevrijdend looppasje naar het clubhuis om niet al te nat te worden. Blij dat ze even naar binnen kunnen. Anderen zijn juist duidelijk teleurgesteld, aarzelen nog wat, wandelen dan met tegenzin naar de kant, halen de covers tevoorschijn om erger te voorkomen en dekken de pitch af.
Ook nu is het druk in het clubhuis, maar anders dan voorheen. De vochtigheidsgraad neemt nu ook binnenskamers rap toe, met al die natte mensen. Bij de meesten voel je het verlangen naar betere tijden, daar overheerst nog de hoop. Maar er zijn ook pessimisten die eigenlijk het liefst meteen de wedstrijd cancellen en naar huis willen gaan, of toch in elk geval zo snel mogelijk aan de drank. Er ontstaat een sfeer die doet denken aan negentiende-eeuwse Russische romans over grootgrondbezitters met eindeloze landgoederen en weinig levensvreugde.
Het grote wachten begint, en het uitwisselen van voorspellingen over de weercondities hoort daarbij. De optimisten houden de stemming erin met een onverwoestbaar opbeurende visie op de meteorologische omstandigheden. Vroeger zeiden deze mannen hoopgevend: "het wordt al lichter", als het inderdaad een heel klein beetje lichter werd. Of anders viel toch altijd nog de niet te weerspreken wijsheid "wat nu valt, valt straks niet", wanneer het buitengewoon troosteloos, nat en donker bleef buiten. Later werd dat: "ik heb Schiphol gebeld, na vijven klaart het op". De nabijgelegen luchthaven heeft namelijk jarenlang een telefonische weerberichtlijn onderhouden, als service voor de omwonenden, in de hoop misschien dat die dan minder zouden klagen over de geluidsoverlast. Net zoals wij als club bij herhaling een donatie uit het Schipholfonds hebben mogen ontvangen, een zoenoffer in de vorm van een nieuwe mat, roller of bijdrage aan het electronisch scorebord.
Maar ik dwaal af. Het veld wordt natter en natter en na zo'n drie kwartier wachten heeft de eerste sombermans al een biertje door laten komen, of daar toch in elk geval al hevig naar verlangd. De animo om verder te spelen, of op zijn minst te wachten tot het droog wordt, is lang niet bij iedereen aanwezig. In vroeger jaren kwamen de speelkaarten tevoorschijn en begon het klaverjassen. Vooral de cricketers uit Schiedam en omgeving waren daar erg goed in, al hadden ze dan wel andere regels dan wij. Maar vandaag de dag domineert de slimme telefoon het regentijdperk tijdens de cricketdag. Sowieso natuurlijk als tijdverdrijf, maar ook als toekomstvoorspeller via de buienradar.
"Boven de Noordzee is het al droog” klinkt het dan, en iedereen kijkt hoopvol mee op zijn scherm waar zich over een luchtfoto van ons vaderland schokkerig het regenfront verplaatst, meestal van west naar oost: een lichtblauwe waas als het meevalt, donkerblauw tot paars bij een stevige bui en rood, soms zelfs geel als het echt ernstig wordt. De dynamische toekomstprojecties die we hier voor ons zien zijn zo levensecht, dat bijna niemand meer twijfelt aan de accuratesse van deze weersvoorspelling. Sterker nog: voor velen is dit de werkelijkheid, die zich alleen nog maar hoeft te voltrekken, een kwestie van tijd. De donkerblauwe plensgrafiekjes die buienradar ook nog presenteert, completeren het beeld. Buienradar heeft ons denken over de toekomst blijvend veranderd: die toekomst is al bekend, je hoeft nog alleen maar op je telefoon te kijken.
Tijdens zo’n regenonderbreking in een vol clubhuis wordt je vroeg of laat teruggeworpen op jezelf, zelfs als je optimist of klaverjasser bent, of als je smartphone vele interessante berichten overbrengt die je bezighouden. Je gaat toch nadenken over deze zondagmiddagbesteding die mogelijk zonder resultaat zal uitpakken. Gevoelens van algehele nutteloosheid van het leven in het algemeen komen bij je op: waarom doen we dit eigenlijk, kan ik mijn dagen niet beter slijten gedurende dit kortstondige verblijf op aarde, zal ik naar een warm land verhuizen. Of, voor de wat minder filosofisch aangelegden onder ons, toch in elk geval ernstige twijfels over de zin om straks de covers weer van de mat weg te halen, of de zin om in je klamvochtige cricketkleding rond te blijven lopen.
Maar na het eerste uur van wachten breekt er een nieuwe fase aan: die van het grote rekenen, als eenmaal duidelijk is dat de regentijd hoe dan ook leidt tot een inkorting van de wedstrijd. Dat zorgt voor nieuwe energie, speculaties en strategieën. Best een mooie fase eigenlijk, een fase van hoop en plannen maken. In de tijd voordat de heren Duckward & Lewis hun statistische kennis loslieten op de ingekorte cricketwedstrijden, werkten we met het even eenvoudige als oneerlijke systeem van het overgemiddelde. Het team met het hoogste overgemiddelde werd tot winnaar uitgeroepen. Dat is oneerlijk, want een scoringrate van bijvoorbeeld 5 runs per over is natuurlijk (met 10 wickets in handen) een stuk makkelijker vol te houden gedurende 20 overs dan gedurende de volle 60 overs die we destijds speelden. Ja mensen: 60 overs per innings, het is bijna niet meer voor te stellen, maar dat deden we toen gewoon. Vooral het als tweede battende team had daar voordeel van, van die scoringrateregel, wat een belangrijke reden was voor controlfreaks als Kees Mulder om dan altijd maar eerst te gaan fielden. Want dan had je het toch nog een beetje in de hand.
Zo kon het gebeuren dat, naarmate het langer regende, de kansen in de wedstrijd keerden, hoewel er geen bal gebowld werd. Op zich een interessant fenomeen: een wedstrijd die zich ontwikkelt terwijl er niet gespeeld wordt. Is er enige andere sport waarbij dat het geval is? In elk geval kon deze ontwikkeling tot grote botsingen van belangen leiden. Het ene team ziet na verloop van tijd nieuwe kansen ontstaan en wil dolgraag verder om met een paar overs extra en een paar rake klappen een geflatteerd resultaat te boeken, het andere team dat daar natuurlijk helemaal geen trek meer in heeft. Bondsumpires die meer dan ooit de verantwoordelijkheid voelen van een Belangrijke Beslissing en zich regelmatig terugtrekken in conclaaf. Teams op het aanpalende tweede veld die met argusogen volgen waartoe het officiële gezag op het eerste veld besluit. En ook daar weer het eeuwige inzichtsverschil tussen de optimisten en de pessimisten.
Het hoogtepunt van zo’n eindeloze regendag met die enorme lange spanningsboog, kondigt zich natuurlijk aan als na een moeilijke periode van onzekerheid overwogen wordt om toch het veld weer in te gaan. De lucht is opgeklaard, het veld enigszins gedroogd, en het lijkt verantwoord om de wedstrijd te hervatten. Het tijdstip van hervatting wordt bepaald, het aantal nog resterende overs wordt zorgvuldig berekend (elke drie jaar weer volgens andere subtiele KNCB-regels), en het te bereiken aantal runs wordt vastgesteld. De klimatologische omstandigheden zijn nu totaal veranderd, het lijkt inmiddels wel herfst in Scandinavië. Crickettruien van een formaat, dikte en ontwerp waarvan je het bestaan nauwelijks meer afwist worden tevoorschijn getoverd, een enkeling komt aanzetten met een thermo-onderhemd of zelfs een lange onderbroek onder zijn cricketkleding.
We halen de covers van het veld, er wordt wat gerommeld met zand en zaagsel, en handdoeken komen tevoorschijn om de bal straks nog enigszins droog te houden. Theo Barlag, een groundsman met hart voor de zaak, ging onder dergelijke omstandigheden nog wel eens met een net achter de trekker het veld rond waardoor het gras aanzienlijk droger werd. Dat was toen we nog op ABN speelden, voorheen de Twentse Bank. Ook heb ik wel eens (op een ander veld) met een hooivork staan prikken in plassen rond de pitch om de matige drainage te bespoedigen. En in verre landen gaat zelfs de fik erin, na een rijke besprenkeling met benzine, maar dat is het verhaal uit een eerdere blog.
Na deze waterstaatkundige voorbereidingen wordt de wedstrijd dan eindelijk hervat en het gaat nog maar om een beperkt aantal overs. Meestal is een van beide teams nu duidelijk favoriet voor de eindzege terwijl het andere team zich benadeeld voelt. Dat maakt intense emoties los aan beide zijden, wat de ideale opmaat is voor een geweldig laatste bedrijf van dit sportieve dagvullende drama, dat allang niet meer alleen over cricket gaat.
Ik herinner me heroïsche gevechten in de vallende duisternis op een vrijwel onbespeelbaar veld, een strijd om de laatste runs voor het benodigde gemiddelde, of juist om de laatste wickets voor de overwinning. Bergen zaagsel op de mat, ongeruste batslieden met beslagen brillenglazen die de umpires ertoe proberen te bewegen de wedstrijd alsnog af te gelasten, zware ballen, gemiste vangen en loodgrijze luchten. Vaak natuurlijk met joelend publiek langs de lijn, veel luidruchtiger dan anders als gevolg van enkele uren innemen in het vochtige clubhuis.
De slotscene op zo’n natte avond kan zich dan ontwikkelen tot een onnavolgbare climax, met een beslissende wedstrijdsituatie als apotheose. Een vermeende no ball, half gemist door de keeper. Een glij- en valpartij tijdens de korte run, onhandig gestuntel met de glibberige bal, een onoverzichtelijke en verwarrende run out-situatie. Veel geroep en geschreeuw in het veld en bij het publiek, twee batsmen struikelend op weg naar hetzelfde wicket, een gedesoriënteerde fielder die in alle stress de bal naar het verkeerde wicket gooit. Het herstel van deze fout door een andere, meer stressbestendige fielder, en uiteindelijk een overdonderend appeal, met juichende en alvast over elkaar heen buitelende veldspelers. Hoop en wanhoop gevangen in één subliem moment van verwarring, met een vertwijfelde batsman, die naar de umpire kijkt als een Franse edelman die zich realiseert dat die guillotine, dat indrukwekkende en onfeilbare apparaat met het glimmende flijmscherpe lemmet en het rieten mandje ervoor, voor hém bedoeld is, en voor hem alleen.
De umpire kan nu niet anders dan de vinger heffen voor het keizerlijke verdict: uit, afgelopen, fini. Het ongeloof, de peilloze vreugde, het rauwe verdriet. Zo’n moment waar nog lang over nagepraat wordt, omdat niemand echt goed heeft kunnen zien wat er nou precies gebeurde, waardoor er verschillende interpretaties in omloop zijn: niet alleen van de feitelijke gebeurtenissen maar ook van de van toepassing zijnde spelregels. Zo’n beslissend moment dus, dat laat op de natte avond toch nog resultaat brengt in een wedstrijd waar eigenlijk niemand meer in geloofde. Wat een dag, wat een happening, het einde der tijden lijkt nabij, en dat is goed zo.
Cricket en regen, regen en cricket. Ze passen misschien niet echt bij elkaar, maar vormen toch een schitterend koppel.