Elke club heeft sponsors nodig, maar waar vind je die? Deze week in de Blog van Balk: Sponsors, een waargebeurd cricketverhaal.
SPONSORS
[door Roelof Balk] Omdat de exposure van cricket in de Nederlandse samenleving bijna nul is, is het knap lastig om sponsors te vinden. Je moet het hebben van familieleden, of beter nog: van clubleden die CEO zijn van een onderneming waar het geld tegen de plinten klotst. Zo waren wij in de jaren 80 gezegend met Karel van O. als voorzitter: niet alleen een begenadigd cricketer die het in de herfst van zijn carrière nog schopte tot het Nederlands elftal (hij durfde wèl naar de uitwedstrijd tegen Ierland toen een aantal vaste krachten vanwege bommeldingen weigerde), maar hij was toevallig ook commercieel directeur van Olivetti Nederland. Dat was een groot en succesvol bedrijf in die tijd. Karel reed in een stijlvolle Alfa en was genereus voor de club. Ik heb nog een mooie collectie cricketshirtjes in de kast liggen met Olivettilogo. Ze lijken retro maar ze zijn vintage.
Op het dak van ons clubhuis, recht onder de aanvliegroute van Schiphol, liet Karel met grote letters Olivetti schilderen, zodat bij westenwind elke binnenkomende luchtreiziger dacht van: hé, Olivetti, zit dat hier. Zo kwam de Italiaanse schrijfmachinegigant toch nog aan zijn exposure, maar na een paar jaar werd dat verboden, ik begrijp nog steeds niet waarom. Verder draaiden we financieel op de sokken van Hans W., de koffie van Max sr en de zeildoeken van Max jr, ook heel handig voor de screenvoorziening achter de kooi.
Een wat pijnlijke geschiedenis op het vlak van sponsoring (daarom noem ik maar even geen namen) voltrok zich op een wedstrijddag waarop wij uit speelden in het dorpje B. bij de gelijknamige Cricket Club B. in het Kennemerland. U weet wel, op dat fraai gelegen veld aan de D-laan. De thuisclub had die dag uitgeroepen tot sponsordag en alle toenmalige en potentiële geldschieters uit de omgeving uitgenodigd om het vlaggenschip van de vereniging te zien spelen, in een tot dan toe verassend succesvol seizoen.
Wie de toss won weet ik niet meer, maar wij begonnen met fielden op deze stralende zomerdag. Het ging van meet af aan niet goed met B. De wickets vielen als walnoten in de herfst, de een na de ander keerde binnen enkele minuten alweer roemloos terug naar het wat koloniaal aandoende paviljoen, onder het toeziend oog van de verzamelde mecenassen. Zelfs de duurbetaalde coach, die topcricket had moeten brengen, slaagde er niet in indruk te maken. Op het laatst was het eigenlijk niet leuk meer, een beetje zielig was het, maar wij konden er ook niet veel meer aan doen. Op 28 runs was het doek gevallen, de hele innings had nog geen drie kwartier geduurd.
Op het terras werd inmiddels al stevig witte wijn gedronken en de eerste bitterballen werden geserveerd. Licht beschaamd betraden wij de zonovergoten patio. We hoorden een gerespecteerd 1e elftalspeler uit vroeger tijden uitleggen aan de belangstellende dames en heren uit het zakenleven dat B. weliswaar 28 punten gescoord had en ACC nog nul, maar dat de kans op een spannende wedstrijd of winst voor de thuisclub toch wel nagenoeg verkeken was. Dat vonden ze vreemd, de mannen en vrouwen van het grote geld, en ze namen nog een trekje van hun zoet geurende sigaar of sigaret.
Na een korte lunch, niemand had nog honger, togen wij naar de wickets om dit kaboutertotaaltje te maken. Vroeger vochten we stevige gevechten uit met B, strijdend om het kampioenschap of juist om degradatie te vermijden, maar dit was natuurlijk een gênante vertoning geworden. Voor de vorm speelde het openingspaar zich nog rustig in, maar we hadden net zo goed nummer 10 en 11 in kunnen sturen, die hadden het ook wel voor nul gemaakt. Met een nauwelijks te onderdrukken gevoel van gêne mengden wij ons, na een korte wedstrijdevaluatie in de kleedkamer achter het clubhuis, weer onder het toegestroomde publiek.
Dat begreep er duidelijk niets van. De afgevaardigden van het plaatselijke bedrijfsleven vonden het helemaal niet raar dat de wedstrijd in nog geen anderhalf uur alweer voorbij was en vonden de uitslag (28 om 30) ook niet alarmerend. De Sancerre vloeide rijkelijk bij dit mooie weer en de gesprekken waren geanimeerd. Ik weet bijna zeker dat die middag enkele zeer aantrekkelijke contracten voorbereid moeten zijn, zodat de financiële continuïteit van cricket club B. weer voor enkele jaren gewaarborgd was. Gelukkig maar, dat ze in het Kennemer bedrijfsleven weinig verstand van cricket hebben en eind goed al goed.
Later ben ik tegen mijn vrienden uit B. nog wel eens begonnen over deze gedenkwaardige dag, om er achter te komen hoe zij dat nu beleefd hadden, maar niemand leek het zich nog te kunnen herinneren. Of hoe zegt men dat ook alweer parlementair? Niemand heeft er nog een actieve herinnering aan. Nou, ik wel hoor.