Return to site

In de vragenrubriek 'Langs de boundary' Roelof Balk (nr 17) aan het woord

[door Rick Thorburn] De interviewrubriek 'Langs de boundary' gaat verder met Roelof Balk. Wie kent hem niet? Vader Ton al 76 jaar lid van ACC, broer Jan en zus Marleen. Roelof is inmiddels 49 jaar lid van ACC en heeft in alle verschillende elftallen gespeeld. Maar hij is meer dan alleen een cricketer, is fondsmanager, projectleider en in zijn vrije tijd, violist in het Leids barok Ensemble. Het valt nog te bezien of de volgende telg uit de rasechte ACC familie, zoon Roelof, in de bestuurlijke voetsporen van zijn vader Ton zal treden. In 'Langs de boundary' stel ik schriftelijk vragen aan meer of minder bekende ACC’ers. Kriskras door de vereniging heen.

broken image

De vragen aan Roelof:

1. Wanneer ging je cricketen bij ACC en waarom? “Dat moet geweest zijn op 2 november 1968. Mijn vader Ton nam me apart en zei plechtig: “Je bent nu 8 jaar geworden, vandaag heb ik je lid gemaakt van ACC. Volgende zomer kun je gaan cricketen.” Dat zei me niet zo gek veel eigenlijk, ik was meer bezig met voetballen, maar ik voelde wel aan dat dit een heel belangrijk moment was. Van ma moest ik op vioolles, want opa was ook violist geweest in de bak van Tuschinski, en van pa moest ik op cricket. Verder lieten ze me helemaal vrij hoor. Mocht ik mijn eigen keuzes maken.”

2. Herinner je je ook nog je eerste cricketwedstrijd? “Tuurlijk! En het rare is: mijn eerste wedstrijd speelde ik voor VRA. Dat was op een woensdagmiddag, op Goed Genoeg, waar ACC en AFC de velden deelden. Wij waren met twaalf man ofzo, en zij met negen, dus er werd geloot. En ik trok aan het langste eind en speelde dus voor VRA. Er zijn me nog twee dingen bijgebleven. Ik stond een beetje te dromen in het veld en kreeg op eens een enorme beuk in mijn zij, maar er was niemand in de buurt. Het was de bal, gewoon een harde cricketbal, die plastic jeugdballetjes waren nog niet uitgevonden. Daar leerde ik meteen dat je altijd naar de bal moet blijven kijken, wat er ook gebeurt.”

3. Harde leerschool! En wat was je tweede herinnering? “Dat was na afloop, in de gang naar kleedkamers. Daar hing zo’n schoolbord en daar stonden de wedstrijden van de volgende week met een krijtje opgeschreven, aanvangstijd en kleedkamernummer erbij. Ik liep het hele rijtje langs, maar VRA stond er niet op. Dat vond ik jammer, want ik dacht dat ik van nu af aan altijd voor VRA zou spelen. Ja, als kind denk je gekke dingen.”

4. Wat is de mooiste wedstrijd die je ooit hebt gespeeld hebt, of die je ooit gezien hebt? “Laat ik dan beginnen met de mooiste wedstrijd die ik NIET gezien heb: de winst van ACC 1 dit jaar op het graswicket van VRA, met de nu al legendarische century van Rehmat Zulfiqar. Die hoge score van VRA, waar niemand echt van durft te hopen dat je het haalt. Die langzame start eerst, met een morrend publiek. “Dat gaat te langzaam, zo komen ze er nooit.” En dan gewoon meedogenloos toeslaan en langzaam maar zeker die pot naar je toetrekken, run voor run, boundary voor boundary. Dat gevoel dat de tegenpartij zich begint te realiseren dat het ze uit handen glipt, ik was er niet bij maar kan het helemaal voor me zien.”

5. Fantasie? ”Ervaring. Ik heb zelf ook ooit eens zo’n wedstrijd gespeeld, maar dan op wat lager niveau. Met ACC 1 in de eerste klasse tegen HCC. Zij maakten er 266 op het schitterende ABN-veld van Theo Barlag. Batting paradise. Cees van Assem was bij hun de grote man met 90 runs achter zijn naam. Haagse bluf, ze hadden al helemaal gewonnen, dachten ze. Ik opende met Zia Burney. Die had kaartjes voor de hockeywedstrijd Nederland-Pakistan in het Wagenerstadion die middag, dus hij moest eerder weg. Hij sloeg een snelle 30 en dat was het dan. Daarna hebben Stan Fletcher en ik het gewoon gemaakt. Stan 121 en ik 113. En Cees van Assem nog roepen “een century zonder 6 is geen century” want ik sloeg nooit een zes, alles over de grond, haha. Maar wij hadden gewonnen. Jarenlang was dat mijn mooiste wedstrijd ooit. Maar sinds we eind deze zomer met het vierde van Ajax Leiden wonnen is alles veranderd. Wat was dat een mooie overwinning zeg, met de eerste century ooit van Richard Wolfe, eigenlijk was dat net zo mooi. Dat is het gekke: op elk niveau en op elke dag kan je de mooiste wedstrijd ooit spelen. Daar kan geen andere sport tegenop.”

broken image

Roelof en Richard op Ajax Leiden na het behalen van hun century

6. Maar welke wedstrijd is dan de beste die je WEL hebt gezien? “Zonder twijfel: 1976, the Oval, Engeland – West Indies. Vivian Richards “who made a great impression this winter in Australia, when pressed into duty as an opener.” Ik ken verdorie de programmatekst nog steeds uit mijn hoofd. Viv scoorde die dag 201 not out. De volgende dag zou hij er nog eens 90 bij maken. Vanaf die dag was ik natuurlijk voor het leven een hartstochtelijk fan van Viv Richards, en fan van het West Indian cricket in het algemeen. Het was ook de testserie waarin Michael Holding 30 wickets of meer zou nemen. ‘Poetry in motion’, zeiden ze over zijn verschijning. Het was de stilste fastbowler aller tijden, je kon hem niet horen naderen, al lag hij op volle snelheid. De umpire aan het levende wicket moest echt alert zijn, opeens was hij er.

Die wedstrijd was zelfs nog mooier dan Engeland – Australië, waar we het jaar daarvoor waren, ook op de jeugdtour van ACC. Met Lillee en Thompson in de bloei van hun carrière. Tony Greig scoorde die dag als captain 96 runs, toen ging hij uit. Hij was de eerste cricketer die met een scoopbat aan kwam zetten. Dat gaf dezelfde opwinding die je nu nog meemaakt als Marvin met zijn Mongoose het veld betreed. Ja, dat waren nog eens tijden. Een paar jaar later zagen we David Gower zijn eerste test century maken, 121 tegen Nieuw Zeeland. Ian Botham steunde hem. Kwam naar hem toe tussen twee ballen toen hij op 96 stond om hem even toe te spreken. “Watch that, son,” zei Stan Fletcher, die naast me zat op de tribune. “Botham knows what it takes to get a hundred, and calms him down now. That’s very important for such a young lad.” Dat maakt indruk op de nog jongere lad die ik toen was.”

7. Noem eens de beste batsman, bowler of wicketkeeper waar je tegen hebt gespeeld? “O man, hou op. Allereerst die coaches altijd. Hylton Ackerman van VRA maakte er tegen ons minimaal 100, elke keer. Peter Cantrell van Kampong: kwam het eerste in en ging als laatste uit, als hij al uit ging. Altijd 100 plus in mijn herinnering. Alvin Greenidge van Hercules, misschien wat minder bekent: 120 in no time, geen zweetdruppeltje op het voorhoofd. Die sloeg lange ballen van z’n achterste voet recht vooruit voor 6. Calypso cricket zeiden ze dan, maar ik heb het verder eigenlijk nooit meer iemand zien doen, niet uit de West Indies of waar dan ook vandaan. Maar een van de opmerkelijkste centuries tegen kregen we dit jaar, met ACC 3. Hadden we Bloemendaal 2 op 60 voor 6 in 20 overs. Komt ene K. Nanthakumar als nummer 8 in en die maakt er even 153. In 20 overs! Uiteindelijk kansloos verloren. En voor hem was dat natuurlijk de mooiste wedstrijd ooit, dat bedoel ik nou.”

8. Hoe was jouw tijd in ACC 1? “Mooi, maar wisselvallig. Ik was eigenlijk de pars pro toto van ACC 1: sloten runs in de eerste klasse, maar in de toenmalige Hoofdklasse maakte ik eigenlijk nooit meer dan een run of 30, als het al meezat. Ik was in die zin het prototype van de heen-en-weer. Op de een of andere manier hadden die coaches en alle andere bowlers uit de hoofdklasse mij altijd heel snel door. Ze wisten meteen de zwakke plekken te vinden, die ik zelf niet eens doorhad. Dat heeft me altijd nederig gehouden, haha.”

9. Maar trainde je daar dan niet op in die tijd? “Welnee man. We hebben echt ongelofelijk veel tijd verspild op de training. Als jongetje heb ik de techniek geleerd van Wim Staats, met het boek The Art of Cricket van Don Bradman als basis. Schitterend boek, staat hier in de bibliotheek. In dat boek staat elk schot in een fotoreeksje van vijf of zes stills afgebeeld, een soort stilstaande YouTube-filmpjes. Zat ik eindeloos in te bladeren, en nadoen natuurlijk. Maar later op de training? Dat was altijd een beetje dollen in de nets. Niemand werkte echt aan zijn fouten, of juist systematisch aan zijn sterke punten, we deden maar wat. En met Kees Mulder in de buurt, Dolf Oostra en Tonny Disselkoen, was het ook echt niet de bedoeling om überhaupt enige zwakte te tonen of met elkaar te bespreken. Ben je gek. Daarbij vergeleken waren Wim Suurbier en Ruud Krol lieve en gevoelige jongetjes.”

10. Had je dan niet je eigen plan moeten trekken? Je hebt in die jaren toch ook serieus viool gestudeerd? “Ja, daar heb je eigenlijk wel gelijk in. Voor die viool heb ik wel urenlang gestudeerd, en heel systematisch. Misschien dat een man als Max de Bruin dat ook wel deed als cricketer, stiekem, moet ik hem toch eens vragen. Elke donderdagavond een uurtje met de bowlingmachine bijvoorbeeld, want die hadden we toen ook al. Als ik dat gevraagd zou hebben aan Stan, of aan Roy Dias, Jerry Wouters of Bruce Blair, dan hadden ze vast en zeker meegewerkt. Zoals Richard Wolfe dat dit seizoen gedaan heeft, met resultaat! Maar dat was niet de tijdgeest. Het hoogste ideaal was om lachend en zonder enige moeite of inspanning iedereen de tuin uit te slaan. Dat vond ik toen zelf eigenlijk ook wel, het moest vanzelf gaan. Wat zullen die coaches eigenlijk raar opgekeken hebben, hoe dat ging hier in Amsterdam. Daar is pas recent verandering in gekomen, met de komst van mannen als Anton Roux en Graeme van Buuren. Toen was het opeens geen schande meer om hard te werken en serieus te trainen. Niet omdat het moet, maar omdat het kan.”

11. Maar wat doe je eigenlijk voor werk? Ik zie van alles staan op LinkedIn en Facebook: fondsmanager, projectleider, violist in het Leids barok Ensemble…. “Je hebt je goed voorbereid zeg! Niets blijft meer geheim met die sociaal media… Ik ben ooit begonnen als ambtenaar bij het Ministerie van Financiën. Verre collega van Wubbo de Boer zegt maar, alleen dan op een ander ministerie. Na enkele omzwervingen vond ik mijzelf terug bij een grote projectontwikkelaar, als directeur van 100 man. Zo raar kan het lopen. Maar nu ben ik al een paar jaar Directeur Zonder Personeel. Kan ik iedereen aanbevelen, voelt veel lichter.”

12. Maar wat doe je dan precies? “Ik heb mijn eenmanszaak SlimmeVos.nl, en van daaruit word ik ingehuurd als fondsdirecteur of projectmanager voor allerlei publiek-private financieringsopdrachten. Meer doen voor hetzelfde geld en op een slimmere manier. Van natuuraanleg tot gebiedsontwikkeling, van kunst en cultuur tot snel groeiende bedrijven, er is altijd wel wat te doen. Agendatechnisch is dat compleet anders dan voorheen: ik moet op een bepaalde manier altijd beschikbaar kunnen zijn, deadlines halen op de raarste momenten, maar ik kan ook vrolijk af en toe op een woensdagmiddag gaan cricketen als anderen op kantoor zitten, of een concertje geven in de Lokhorstkerk te Leiden, om maar wat te noemen. Werktijd en privétijd lopen nu veel meer door elkaar, maar dat vind ik helemaal niet zo erg. Daarom kan ik nu ook af en toe spelen voor SGS, dat is doordeweeks. Zouden meer ACC-ers moeten doen! En dat zeg ik vast mede namens Duco Ohm, die daar al jaren de inspirerende voorzitter van is.”

13. Cricket heeft het niet makkelijk in Nederland. Hoe kijk jij daar tegenaan? “Cricket is in Nederland altijd een marginale sport geweest, letterlijk en figuurlijk in de periferie van de Engelstalige landen. Dat is helemaal niet zo erg. De sport is wereldwijd zo groot dat er altijd wel een bunch of cricketers in Nederland blijft rondlopen. Het is wel een smalle basis, dus je zult actief leden moeten blijven werven. Dat is het belangrijkste: laten zien dat je er bent. En de faciliteiten op orde houden natuurlijk. Waar ik mij trouwens enorm aan stoor is die verhalen dat de sport teveel verkleurt, dat die en die bevolkingsgroepen niet passen bij de spirit of the game, je kent het wel. Schandalig dat dat nog gezegd wordt, en het wordt gezegd, helaas.”

14. Is dat iets dat je bezig houdt? “Het verbaast me, en een tegengeluid is op zijn plaats. Ik denk helemaal niet in kleuren gelukkig, en begrijp ook niet dat anderen dat wel doen. Vaak kreeg ik te horen “jij hebt makkelijk praten, want je speelt hoger cricket, wacht maar tot je in de lagere regionen gaat spelen zonder bondsumpires.” Maar ik speel nu regelmatig op het allerlaagste niveau en heb nooit problemen. Of beter gezegd: problemen zijn er altijd wel eens, maar dan kan net zo goed een probleem zijn met een zogenaamd keurige Bloemendaalse meneer als met een opgewonden standje uit een achterstandswijk. Neem nou die keurige Gerrit van L. destijds tegen Kees Mulder, toen Kees (zelf ook een keurige jongen uit Amsterdam Zuid trouwens) in zijn onschuld een keertje iemand aan het dode wicket had gestumpt. Kan gebeuren toch, daar is toch niets onsportiefs aan? Nou, Gerrit wou zowat op de vuist en ene Gijs, een keurige tandarts geloof ik, liet zich ook niet onbetuigd, ze gedroegen zich ronduit agressief, het was een grimmige sfeer daar op Bloemendaal. Kees kreeg geeneens meer een biertje en moest min of meer onder bewaking afgevoerd worden. Hoewel hij zich toch zo keurig had gedragen. Daarna is Kees nooit meer dezelfde geworden.”

15. Een incident? “Precies. Ik heb nog twee keer eerder bijna een vechtpartij meegemaakt op het cricketveld en dat was ook in de hogere regionen waarbij in beide gevallen nota bene de professionals waren betrokken. Terwijl die toch het goede voorbeeld moesten geven. De moraal: slecht gedrag is van alle tijden en heeft niets met huidskleur of bevolkingsgroep te maken. En ook niet met hoger of lager cricket. Laten we elke cricketer verwelkomen en er vrienden mee worden, en bovenal goede wedstrijden mee of tegen spelen. Soms op het scherp van de snede en liefst in een close game.”

16. Close game? Kan jij goed tegen je verlies? “Mwah, valt mee. Ik wil wel altijd graag winnen. Over winnen gesproken: het verschil tussen sociaal en competitief cricket heb ik nooit zo begrepen. Zelden is de sociaal bonding zo sterk als je elkaar eerst te vuur en te zwaard hebt bestreden tussen de lijnen. Of beter: tussen de touwen! Mooi eigenlijk hé, dat we al een paar jaar een in een cirkel van touw spelen op veld 1. Als boksers in de ring. Misschien moeten we een rondemiss introduceren om wat meer mensen naar het cricketveld te krijgen. Een beetje sex en show toevoegen, gaat zeker werken. En dan hou je de jeugd ook beter vast, haha.”

17. Ehhh, andere vraag: zijn er nog dingen die je wilt bereiken in het leven, heb je nog tips voor de jeugd? “Dingen bereiken in het leven? Het gaat om de reis Rick, niet om de bestemming, dat weet jij toch ook! En een tip voor de jeugd…? Gewoon lekker veel cricketen. Kijk goed naar de bal, dat is de sleutel tot succes. De bal heeft oogjes, maak er oogcontact mee, althans als batsman en als fielder. Tips voor de bowlers moet je maar aan Jan vragen, mij neemt toch niemand serieus als het over bowlen gaat. Heel gek is dat, maar waar. En natuurlijk de belangrijkste tip: luister goed naar je coach, luister goed naar Zulfi! Dat is een man die kan jonge cricketers echt beter maken. Oude cricketers ook trouwens, als die luisteren.”

18. Het is best een lang interview geworden. “Ja, maar dat komt ook een beetje door jou.”

19. Door mij? Hoezo? “Nou je laat mij niet alleen de antwoorden geven, ik moet ook nog vragen verzinnen!”

20. Hoe kom je daar nou bij? Dat hoeft echt niet hoor. “Echt niet?”

21. Tuurlijk niet. “O ik dacht t even. Maar hoe ben je eigenlijk op het idee gekomen van die interviews?”

22. Dat hebben we in de winter bedacht tijdens een lunchvergadering. “Nou, een leuk idee hoor, mooi initiatief, bedankt hiervoor. Bedankt voor het interview, ik heb er veel van geleerd.”

23. Ik ook. “Mooi toch?”

Heel mooi!

Eerder in deze serie kwamen aan het woord: 1. Wim Pielage, 2. Saqib Zulfiqar, 3. Stephan Hannema, 4. Harry de Breet, 5. Ton Balk, 6. Arthur van Leeuwen, 7. Max de Bruin Jr, 8. John van Vliet, 9. Hans Dukker, 10. Jan Balk, 11. Duco Ohm, 12. Rein Akkerman Jr, 13. Marleen Balk, 14. Shirase Rasool, 15. Shreyas Potdar en 16. Mees van Vliet.